Bij de draagkrachtberekening wordt doorgaans uitgegaan van de woonlasten die de onderhoudsplichtige op dat moment heeft en wordt er geen rekening gehouden met een mogelijke toekomstige verhoging van die woonlasten. Soms wil een rechter hier nog weleens vanaf wijken als een op korte termijn te verwachten verhoging van de woonlasten met de nodige bewijsstukken aangetoond kan worden, maar meestal zult u geen andere keus hebben dan een herzieningsverzoek indienen op het moment dat uw woonlasten daadwerkelijk zijn gestegen.
Om een vergelijkbaar voorbeeld uit de praktijk te geven: Mijn partner woonde na zijn scheiding tijdelijk bij een kennis van hem in (op een klein kamertje) tegen een vergoeding voor kost- en inwoning. De rechter splitste dat (totaal)bedrag in tweeën, waarvan dus één deel ‘huur’. Dat bedrag werd vervolgens gezien als ‘woonlast’ bij de draagkrachtberekening t.b.v. de alimentatieberekening. Dat het slechts om een tijdelijke noodoplossing ging tot mijn partner eigen woonruimte had gevonden, liet de rechter geheel buiten beschouwing met de mededeling dat hij dan mettertijd maar een herzieningsverzoek bij de rechtbank moest indienen (met extra kosten dus als gevolg).